ECLI:NL:HR:2015:1528

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
14/04128
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake erfbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 augustus 2014, nr. 12/00610. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage (nr. AWB 10/3879) die betrekking had op aanslagen in de erfbelasting. Belanghebbende heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, maar dit had geen invloed op de beslissing van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

12 juni 2015
Nr. 14/04128
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 7 augustus 2014, nr. 12/00610, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage (nr. AWB 10/3879) betreffende aanslagen in de erfbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2015.