ECLI:NL:HR:2015:1504

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
13/03572
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vrijspraak in mensenhandelzaak en de vereisten voor bewezenverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was vrijgesproken van mensenhandel, waarbij het Hof had overwogen dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, met name ECLI:NL:HR:2004:AO5061, en benadrukt dat voor een bewezenverklaring van mensenhandel zowel misbruik of uitbuiting als (voorwaardelijk) opzet op de tenlastegelegde deelneming moet worden vastgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en dat de motivering van de vrijspraak toereikend is. De zaak betreft een verdachte die gedurende jaren betrokken was bij een seksinrichting en die een zakelijke relatie had met de prostituees die daar werkten. Het Hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte druk had uitgeoefend op de vrouwen om te werken, en dat de zakelijke afspraken die hij met hen had gemaakt niet als uitbuiting konden worden gekwalificeerd. De Hoge Raad bevestigt dat het legaliteitsbeginsel vereist dat iemand moet kunnen voorzien welk handelen leidt tot een vervolgbare overtreding van de wet. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

9 juni 2015
Strafkamer
nr. S 13/03572
ABG/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 april 2013, nummer 21/005060-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de door het Hof gegeven vrijspraak van het onder I tenlastegelegde.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder I tenlastegelegd dat:
"Feit IA (primair)
hij op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 1 augustus 2009 tot en met 13 oktober 2009 te Amersfoort en/of Zeist, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens),
A (sub 1)
[het slachtoffer] door dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)de(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], en/of
B (sub 4)
[het slachtoffer] door dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)de(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of
C (sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [het slachtoffer] en/of
D (sub 9)
[het slachtoffer] door dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen hem/hen, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde bestaande die dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die fraude en/of die misleiding en/of dat misbruik en/of dat opzettelijk voordeel trekken en/of dat bevoordelen (telkens) hieruit
dat verdachte (en/of zijn medeverdachte(n))
terwijl hij/zij wist(en) dat die [slachtoffer] schulden had, en/of
- terwijl hij/zij wist(en) althans had(den) moeten bemerken dat die [slachtoffer] een verstandelijke beperking had, en/of wist(en) althans had(den) moeten bemerken dat die [slachtoffer] (erg) beïnvloedbaar was, en/of
terwijl hij/zij wist(en) althans had(den) moeten bemerken dat die [slachtoffer] verslaafd was aan verdovende middelen, althans regelmatig verdovende middelen gebruikte, en/of
een vriendschappelijke relatie is/zijn aangegaan en/of heeft/hebben onderhouden met die [slachtoffer], en/of
die [slachtoffer] op enig (werk)adres heeft/hebben ondergebracht, en/of
die [slachtoffer] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet en/of heeft/hebben ertoe aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen per week, en/of een groot aantal uren per dag als prostituee te werken, en/of
die [slachtoffer] een haar (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben laten afgeven aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n), althans [slachtoffer] slechts een zeer klein deel van die verdiensten heeft/hebben laten behouden (telkens onder het mom van het door verdachte(n) doen van afdrachten namens die [slachtoffer] aan de Belastingdienst en/of het sparen en/of apart zetten van die prostitutieverdiensten voor die [slachtoffer], hetgeen (telkens) (in strijd met de waarheid) niet plaatsvond), en/of (aldus)
die [slachtoffer] in een door verdachte en/of zijn mededader(s) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en/of in een van de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) afhankelijke positie heeft/hebben gebracht, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie;
Feit IB (subsidiair)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 13 oktober 2009 te Amersfoort en/of Zeist, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens),
A (sub 1)
[het slachtoffer] door dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)de(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen,
telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], en/of
B (sub 4)
[het slachtoffer] door dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)de(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of
C (sub 6)
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [het slachtoffer] en/of
D (sub 9)
[het slachtoffer] door dreiging met geweld en/of een (of meer) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen hem/hen, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde bestaande die dreiging met geweld en/of die een (of meer) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die fraude en/of die misleiding en/of dat misbruik en/of dat opzettelijk voordeel trekken en/of dat bevoordelen (telkens) hieruit
dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] terwijl hij/zij wist(en) dat die [slachtoffer] schulden had, en/of
- terwijl hij/zij wist(en) althans had(den) moeten bemerken dat die [slachtoffer] een verstandelijke beperking had, en/of wist(en) althans had(den) moeten bemerken dat die [slachtoffer] (erg) beïnvloedbaar was, en/of
terwijl hij/zij wist(en) althans had(den) moeten bemerken dat die [slachtoffer] verslaafd was aan verdovende middelen, althans regelmatig verdovende middelen gebruikte, en/of
een vriendschappelijke relatie is/zijn aangegaan en/of heeft/hebben onderhouden met die [slachtoffer], en/of die [slachtoffer] op enig (werk)adres heeft/hebben ondergebracht, en/of
die [slachtoffer] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet en/of heeft/hebben ertoe aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen per week, en/of een groot aantal uren per dag als prostituee te werken, en/of
die [slachtoffer] haar (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben laten afgeven aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n), althans [slachtoffer] slechts een zeer klein deel van die verdiensten heeft/hebben laten behouden (telkens onder het mom van het door verdachte(n) doen van afdrachten namens die [slachtoffer] aan de Belastingdienst en/of het sparen en/of apart zetten van die prostitutieverdiensten voor die [slachtoffer], hetgeen (telkens) (in strijd met de waarheid) niet plaatsvond, en/of (aldus)
die [slachtoffer] in een door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en/of in een van de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) afhankelijke positie heeft/hebben gebracht, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie,
tot en/of bij het plegen van voormeld misdrijf hij, verdachte ([verdachte]), toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk zijn, verdachtes, pand (waarin gevestigd '[A]') en/of zijn telefoonlijn(en) en/of zijn computer ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2], en/of
een (of meer) (administratieve) handelingen te verrichten voor die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2], en/of
op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of van die [medeverdachte 2] met die [slachtoffer] af te spreken dat hij, verdachte, en of zijn medeverdachte(n) haar prostitutieverdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, in ontvangst zou nemen (van de klanten van die [slachtoffer]), en/of
op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of van die [medeverdachte 2] met die [slachtoffer] af te spreken dat die [slachtoffer] iedere week, in elk geval regelmatig en met korte tussenpozen uitbetaald zou worden, en/of
op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of van die [medeverdachte 2] met die [slachtoffer] af te spreken dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) namens die [slachtoffer] belastingafdrachten zou doen, en/of (een deel van) die prostitutieverdiensten voor die [slachtoffer] apart zou zetten en/of zou sparen, (telkens) ten behoeve van voormelde prostitutiewerkzaamheden."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder I primair en subsidiair (...) heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte is gedurende vele jaren als uitbater betrokken geweest bij een seksinrichting in [plaats]. Hij spreekt zelf van een periode van zestien jaar en spreekt van een aantal van meer dan 4000 vrouwen die in die periode in zijn bedrijf hebben gewerkt. Het hof acht die cijfers aannemelijk.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Uit het dossier is gebleken dat hij met de in zijn bedrijf werkzame vrouwen een zakelijke afspraak had die erop neerkwam dat de vrouwen zelf een derde van de omzet kregen, een derde deel werd ingehouden voor de belastingdienst en een derde gedeelte voor hem zelf was.
In eerste aanleg is ter onderbouwing hiervan een deel van de boekhouding overgelegd. In het dossier bevindt zich bovendien een aantal verklaringen van vrouwen die bij hem gewerkt hebben. Géén van hen spreekt van druk die verdachte op hen zou hebben uitgeoefend om de werkzaamheden te verrichten. Ook de vrouwen die in de tenlastelegging zijn genoemd, spreken daar niet over. Zij hebben geen aangifte gedaan tegen verdachte, maar tegen een tweetal andere verdachten.
Tenslotte verdient opmerking dat prostitutie noch het exploiteren van een seksinrichting in Nederland verboden is.
Het is in dit licht dat het hof de tenlastelegging beoordeelt.
Het feit dat iemand in een zakelijke relatie met een prostituee geld verdient aan haar werkzaamheden maakt nog niet dat gesproken kan worden van uitbuiting. Dat wordt niet anders door het enkele feit dat de vrouw op basis van haar geestelijke ontwikkeling als een kwetsbare persoon kan worden aangeduid. Evenmin wordt dit anders door de enkele omstandigheid dat de vrouw met enige regelmaat (hard)drugs gebruikt noch doordat een persoon er voor kiest in de prostitutie te gaan werken om schulden af te betalen.
Het hechten van te grote betekenis aan deze factoren zou een te grote druk leggen op het in het legaliteitsbeginsel begrepen beginsel van voorzienbaarheid: iemand moet min of meer kunnen voorzien welk handelen zal leiden tot een vervolgbare overtreding van de wet. Het hof licht dat standpunt hieronder toe.
In artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is leeftijd een geobjectiveerd bestanddeel. Het op welke wijze dan ook betrokken zijn bij de prostitutie van een persoon onder de achttien jaar is verboden, ook als die leeftijd niet kenbaar was.
Een dergelijke categorale strafbaarstelling is er (in tegenstelling tot bijvoorbeeld in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht) niet voor personen die als "kwetsbaar" zouden kunnen worden geduid of als "incidentele drugsgebruikers" of "personen met schulden". Het gaat er om dat er (in welke vorm dan ook) misbruik van die situatie wordt gemaakt. Of dat er met enige vorm van opzet voordeel uit dat misbruik wordt verkregen.
Een voorbeeld kan het voorgaande verduidelijken. Een persoon besluit welbewust in de prostitutie te gaan werken met als reden een zekere schuldenlast. Zonder die schuldenlast zou de keuze niet gemaakt zijn om in de prostitutie te gaan werken. De werkzaamheden worden verricht in een seksinrichting. De uitbater van de seksinrichting sluit daartoe een zakelijke overeenkomst met de prostituee en verdient dus aan de werkzaamheden van de prostituee. Wordt door deze uitbater dan misbruik gemaakt van de schuldenpositie van de prostituee? Het hof meent stellig van niet, ook niet als de uitbater op de hoogte is van de schuldenlast.
De in het legaliteitsbeginsel begrepen notie van voorzienbaarheid brengt met zich mee dat contractsvrijheid en mondigheid van personen mag worden voorondersteld.
Het hof stelt in deze zaak vast dat vanuit het perspectief van verdachte hij (...) met [het slachtoffer] (feit 1) (...) een zakelijke verbintenis is aangegaan die niet afweek van hetgeen hij met andere meisjes afsprak, namelijk een derde voor het meisje, een derde voor de belastingdienst en een derde voor het bedrijf van verdachte. In het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden dat verdachte het voor de belastingdienst ingehouden geld niet heeft afgedragen.
Ten aanzien van [het slachtoffer] dient nog het volgende te worden toegevoegd. Verdachte heeft verklaard wel gezien te hebben dat zij zich soms gedroeg op een wijze die de conclusie zou kunnen rechtvaardigen dat haar verstandelijke vermogens beperkt waren. Soms was dat ook niet zo duidelijk. Voorts wist verdachte, althans had hij het ernstige vermoeden, dat zij af en toe hard-drugs gebruikte. Zeker het laatste is helaas in de maatschappij, en zeker ook in de prostitutie, geen uniek gegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven wel eens tegen [slachtoffer] gezegd te hebben dat de prostitutie naar zijn oordeel geen werk voor haar was. Maar zij volhardde in haar wil desondanks prostituee te willen blijven.
Verdachte heeft aangegeven dat hij wist dat een ander dan [het slachtoffer] haar geld in ontvangst nam. [het slachtoffer] heeft zelf aangegeven dat dit gebeurde in het kader van een "spaarregeling".
Overigens heeft zij (o.a.) bij de rechter-commissaris op 8 november 2011 verklaard dat zij ook wel eens spaartegoed opnam. Dus in die zin dacht zij ook zelf met een echte spaarregeling van doen te hebben. Verdachte heeft verklaard dat hij dit "raar" vond, maar heeft het erbij gelaten. Toen verdachte in de laatste week van september of in ieder geval kort voor het einde van de tenlastegelegde periode er achter kwam dat het niet goed zat met de spaarregeling en [het slachtoffer] haar geld dus niet kreeg, heeft hij zijn medeverdachte daarop aangesproken.
Er zijn geen bewijsmiddelen in het dossier die de lezing van verdachte ontkrachten of onaannemelijk maken.
Wel in het dossier bevindt zich de verklaring van [het slachtoffer] waarin zij verklaart dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (de medeverdachten) haar baas waren, de dreiging die zij gevoeld heeft zeer wel door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kan zijn veroorzaakt en voorts dat het goed mogelijk is dat verdachte het goed bedoelde en echt vriendelijk was.
Ook in het dossier bevindt zich de verklaring van [betrokkene] waarin zij zegt dat [medeverdachte 2] voor haar gevoel geld achterhield en [medeverdachte 2] haar vertelde wat zij moest doen. Op de vraag hoe zij zou reageren als verdachte mogelijk veroordeeld zou kunnen worden op haar tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gedane aangifte reageerde zij: "Dan zou ik dat niet zo snel geloven. Op mij kwam het over alsof [verdachte] (verdachte, hof) er niets mee te maken had en dat (..) [medeverdachte 2] [verdachte] alleen maar in dienst had om administratieve dingen te doen."
Verdachte heeft mogelijkerwijs enigszins opportunistisch gehandeld in de wereld van de (legale) prostitutie. Dat opportunisme reikte echter niet zo ver dat hij opzet had op, of willens en wetens de aanmerkelijke kans nam dat hij als medepleger van het misbruik kan worden aangemerkt, noch dat hij opzettelijk voordeel trok uit uitbuiting. Beide factoren dienen wel vast te staan, wil er sprake kunnen zijn van een bewezenverklaring van mensenhandel.
Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het hem tenlastegelegde."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. In cassatie kan niet worden onderzocht of de feitenrechter die de verdachte op grond van zijn feitelijke waardering van het bewijsmateriaal heeft vrijgesproken, terecht tot dat oordeel is gekomen.
Ingeval de rechter die over de feiten oordeelt het tenlastegelegde bewezen acht, is het aan die rechter voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit het oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Deze beslissing inzake die selectie en waardering, die - behoudens bijzondere gevallen - geen motivering behoeft, kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Hetzelfde heeft te gelden in het tegenovergestelde geval dat de rechter op grond van de aan hem voorbehouden selectie en waardering van het bewijsmateriaal tot de slotsom komt dat vrijspraak moet volgen. Hieruit volgt dat het oordeel betreffende het al dan niet bewezen zijn van het tenlastegelegde, met de daartoe gegeven motivering, niet onbegrijpelijk genoemd zal kunnen worden op de grond dat het beschikbare bewijsmateriaal - al dan niet in verband met een andere uitleg van gegevens van feitelijke aard - een andere (bewijs)beslissing toelaat (vgl. HR 4 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5061, NJ 2004/480).
2.4.
De door het Hof in zijn hiervoor onder 2.2.2 weergegeven motivering van de vrijspraak moet aldus worden verstaan dat voor een bewezenverklaring van mensenhandel moet komen vast te staan dat zowel sprake is van misbruik en/of uitbuiting als van (voorwaardelijk) opzet op de tenlastegelegde deelneming daaraan. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld op 27 mei 2015 en gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juni 2015.