ECLI:NL:HR:2015:144

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14/04124
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende die het niet eens was met de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2004 tot en met 2006, alsook de aanslag voor het jaar 2007. De belanghebbende had eerder een arrest ontvangen op 27 juni 2014, waarin de navorderingsaanslagen werden bevestigd.

De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoekschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die relevant zijn voor herziening, zoals vereist volgens artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.B. Bavinck als voorzitter, samen met de raadsheren P. Lourens en P.M.F. van Loon, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.

Uitspraak

30 januari 2015
Nr. 14/04124
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 27 juni 2014, nr. 13/02845, LJN ECLI:NL:HR:2014:1527, BNB 2014/230, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2004 tot en met 2006 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.B. Bavinck als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.