In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 januari 2014, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 werd behandeld. De beschikking betrof nageheven loonbelasting en omzetbelasting over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 mei 2004. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Dit kwam voort uit een onjuiste adressering van het beroepschrift, dat op 17 februari 2014 was verzonden. Het poststuk werd door PostNL geretourneerd vanwege deze onjuiste adressering. De gemachtigde van belanghebbende heeft het beroepschrift vervolgens op 20 februari 2014 opnieuw verzonden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de indiener verantwoordelijk is voor een correcte adressering. Aangezien het beroepschrift niet op tijd was ontvangen, verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.