In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een hoger beroep dat was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, die op haar beurt betrekking had op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, genomen ingevolge de Wet werk en bijstand. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de partij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.