Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
4.Beslissing
22 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, die op 2 juli 2014 was gegeven. De man, de verweerder in cassatie, is niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een beschikking van 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0760, en de beschikking van het hof die aan de huidige zaak is gehecht.
De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de vrouw heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de vrouw verworpen, waarmee de beschikking van het gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.