ECLI:NL:HR:2006:AZ0760
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding tussen voormalige echtelieden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap had vastgesteld. De rechtbank te Haarlem had eerder echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden. Bij eindbeschikking van 8 juni 2004 had de rechtbank de verdeling vastgesteld, maar het hof heeft deze beschikking op 21 april 2005 vernietigd en opnieuw rechtdoende de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. De vrouw was het niet eens met de wijze van verdeling en heeft cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het hof zelfstandig de peildatum voor de waardering van de goederen diende vast te stellen, aangezien er geen overeenstemming tussen partijen bestond over de peildatum. De Hoge Raad benadrukte dat de hoofdregel voor de peildatum het tijdstip van de verdeling is, tenzij anders overeengekomen of in strijd met redelijkheid en billijkheid.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop de verdeling van huwelijksgoederengemeenschappen in de toekomst kan worden vastgesteld, vooral in gevallen waar partijen het niet eens zijn over de peildatum. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de rol van de rechter in het vaststellen van de peildatum en de noodzaak om deze zelfstandig te bepalen in het geval van een geschil.