Uitspraak
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 17 oktober 2014, nr. 14/02168, ECLI:NL:HR:2014:3001.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 17 oktober 2014, nummer 14/02168. Het verzoek tot herziening was ingediend door Stichting [X], hierna aangeduid als belanghebbende. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 17 januari 2015 per aangetekende brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van griffierecht voor het verzoek tot herziening en had een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan binnen de gestelde termijn.
Op 23 februari 2015 heeft de griffier belanghebbende de gelegenheid gegeven om de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. De argumenten die belanghebbende in haar brieven van 13 en 17 maart 2015 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Na het verstrijken van de termijn heeft belanghebbende nog enkele geschriften ingediend, maar de Hoge Raad heeft deze stukken buiten beschouwing gelaten.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het verzoek tot herziening op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de zaak is behandeld door raadsheer C. Schaap als voorzitter, en raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren.