Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in de wettelijke vorm onder nummer PL2521 2012053725-4 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 juli 2012 (pagina's 80 en 81 van een dossierproces-verbaal met nummer 2012053725) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], reden op 30 juli 2012 omstreeks 05:14 uur in een dienstvoertuig en belast met de algehele surveillance te Lelystad. Van de dienstdoende centralist van de regionale meldkamer kregen wij te horen dat de eenheid zich moest begeven naar het bureau van politie, Zuiderwagenplein 1 te Lelystad.
Wij hoorden dat aldaar een manspersoon telefonisch contact had met de regionale meldkamer. Wij hoorden dat de manspersoon telefonisch tegen de dienstdoende centralist verklaarde dat hij een persoon van het leven had beroofd. Onmiddellijk begaven wij ons eveneens naar de opgegeven locatie.
Wij zagen dat een manspersoon zich voor het bureau bevond. Wij deelden de persoon mede dat hij op vragen geen antwoord hoefde te geven. Wij hoorden vervolgens middels de portofoon dat de persoon (het hof begrijpt: de verdachte) vermoedelijk in het bezit zou zijn van een sleutel, passende bij perceel [a-straat 1] te Lelystad. Aldaar zou zich volgens de centralist van de meldkamer een persoon bevinden die door de melder vermoord zou zijn. De verdachte verklaarde dat hij die sleutel in zijn bezit had en overhandigde de sleutel aan mij, verbalisant [verbalisant 2].
Wij hoorden vervolgens de verdachte verklaren dat hij een persoon had vermoord. Wij hoorden dat hij verklaarde dat hij een persoon had gewurgd op het adres [a-straat 1] te Lelystad.
Wij hebben verdachte overgebracht naar het bureau van politie te Lelystad.
2. Een in de wettelijke vorm onder nummer PL2522 2012053725-8 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 juli 2012 (pagina's 82 en 83 van het onder 1. genoemde dossierproces-verbaal) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben op 30 juli 2012 omstreeks 05:25 uur een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Op 30 juli 2012, omstreeks 05:15 uur, kregen wij van de dienstdoende centralist de melding om te gaan naar het politienbureau aan het Zuiderwagenplein te Lelystad alwaar de meldkamer telefonisch contact had met een man die verklaarde iemand gewurgd te hebben op de [a-straat 1] te Lelystad.
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], zijn in de richting van de [a-straat 1] gereden. Wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5], zijn naar het Zuiderwagenplein gereden samen met de collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5], kwamen ter plaatse op het Zuiderwagenplein te Lelystad en zagen dat er een man stond bij de collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 1]. Collega [verbalisant 2] overhandigde mij, verbalisant [verbalisant 5], de sleutel van de woning [a-straat 1] en hierop zijn wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5], direct naar de [a-straat 1] gereden.
Ter plaatse op de [a-straat 1] heb ik, verbalisant [verbalisant 4], de deur met de sleutel geopend. Wij, verbalisanten, hebben de woning betreden. Wij, verbalisanten, liepen via de berging door de woonkamer en zagen aldaar een bank met een dekbed. Ik, verbalisant [verbalisant 3], trok het dekbed een stukje weg en wij, verbalisanten, zagen daaronder een man liggen. Wij, verbalisanten, zagen dat bij deze man een snoer tweemaal om zijn nek was gewikkeld. Wij, verbalisanten, zagen dat de vinger van de hand van deze man onder een gedeelte van het genoemde snoer zat. Wij, verbalisanten, zagen dat zijn hoofd roodpaars van kleur was. Wij zagen dat deze man geen ademhaling meer had.
3. Een in de wettelijke vorm onder nummer 2012073013306395 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor, d.d. 30 juli 2012 (pagina's 30 tot en met 42 van het onder 1. genoemde dossierproces-verbaal) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik was op zondagavond 29 juli 2012 omstreeks 20:00 uur bij [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer], het slachtoffer). [slachtoffer] woont op het adres [a-straat 1]. [slachtoffer] lag op de bank naar de televisie te kijken. Ik kwam daar om cocaïne te roken. Ik zit dan aan de eettafel. We hadden een discussie omdat ik hem om geld vroeg. Ik wilde meer cocaïne gaan gebruiken. Ik vroeg [slachtoffer] om geld en ik hoorde dat [slachtoffer] "nee" zei. Ik ben naar de wc gegaan en vervolgens naar de keuken en ik zag het snoer liggen in de schuur/berging. De berging zit aan de voorkant van de woning. Ik deed alsof ik naar de wc wilde. Ik liep achter hem en heb het snoer om zijn nek gedaan. Het was een snoer van een boormachine. Ik heb het snoer eraf geknipt met een tang. De tang lag in de berging. Toen ik geld aan hem vroeg ging ik zitten. Ik dacht bij mijzelf hij heeft wel geld, maar hij wil dat gewoon niet geven. Ik moest gewoon geld hebben. Ik heb hem gewurgd. Ik heb de gordijnen dichtgedaan. Ik heb naar zijn portemonnee gezocht. Daar zat 200 euro in. Ik heb dat gepakt en ben vervolgens weggegaan. Ik ben heel snel naar de Waterwijk gegaan. Ik ben vervolgens teruggegaan en hij lag er nog steeds. Ik zag dat [slachtoffer] een rood hoofd had. Ik heb zijn dekbed gepakt en over hem heen gelegd. Ik wist dat hij dood was. Ik heb de televisie op een andere zender gezet. Ik heb voor 200 euro cocaïne gerookt in zijn woning. Ik zat achter de bank waar [slachtoffer] lag, de cocaïne te roken.
Het enige wat bij mij toen is opgekomen, is dat ik hem op een makkelijke manier wilden laten stikken. Ik kan wel een hamer op zijn hoofd slaan maar dan zou alles onder het bloed komen te zitten. Ik koos hiervoor (het hof begrijpt: voor het wurgen met het snoer om de nek) omdat ik dan zelf schoon bleef, zodat ik naar buiten kon gaan om wat (het hof begrijpt: cocaïne) te halen. Ik kreeg het idee om hem van het leven te beroven toen ik op de stoel zat en hij "nee" had gezegd. Ik heb naar Joran van der Sloot gekeken en hoe hij het meisje had gewurgd en dat kwam in mij op en toen heb ik het gedaan. Ik wilde gewoon geld hebben. Ik stond op en pakte het snoer en knipte het door. Ik zat op dat moment aan de eettafel. Ik dacht als ik hem twee of drie keer om zijn hoofd doe, dan hoef ik alleen maar te trekken. Ik wist dat het in die berging lag. Ik kom wel eens in die berging. Ik zag het liggen op het moment dat ik aan de tafel zat. De deur van de berging stond open. De boormachine lag op een bak. Ik heb de kabel eraf geknipt. Ik liep met het snoer naar [slachtoffer]. Ik hield het snoer laag zodat hij het niet kon zien. [slachtoffer] zat gewoon op zijn plek. Ik had het snoer met beide handen vast. Ik liep vanaf de berging naar de keuken en ik liep achter hem langs. Ik heb het snoer om beide handen gedraaid. Ik had het snoer om beide handen, zodat ik wat kracht kon zetten. Ik heb het touw (het hof begrijpt: snoer) om zijn nek gedraaid. Ik heb het twee keer om zijn nek gedraaid. Ik ben achterover gaan hangen. Ik heb de touwen uit elkaar getrokken. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen "Wat doe je?" Dit zei hij toen ik het snoer een keer om zijn nek had gedaan. Toen het snoer twee keer om zijn nek zat kon hij niks meer zeggen. Ik trok [slachtoffer] strak tegen de leuning aan. Ik deed dat zodat hij zo snel mogelijk geen lucht meer kreeg. Ik hoorde twee keer een ademhaling. Dat was toen ik voor de tweede keer het snoer erom heen deed. Ik dacht toen ik kan niet meer terug. Ik heb mijn voet op zijn nek/rug gezet zodat ik hem nog wat strakker aan kon trekken. Ik heb hem twee à drie minuten vast gehouden. Ik deed mijn voet erbij om zeker te weten dat hij er niet meer was. [slachtoffer] heeft niet echt gesparteld. Hij wilde wel het snoer loshalen met zijn handen, maar dat zat zo strak daar kwam hij niet tussen. Daarna had [slachtoffer] geen kracht meer.
Ik wist dat hij dood was omdat ik, voordat ik wegging, zijn hals heb gevoeld of zijn hart nog klopte. Ik voelde niks. Voordat ik wegging heb ik er een knoop ingelegd. Ik heb het snoer niet van zijn lichaam gehaald.
4. Een in de wettelijke vorm onder nummer 2012073112506395 door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor, d.d. 31 juli 2012 (pagina's 46 tot en met 60 van het onder 1. genoemde dossierproces-verbaal) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik heb het geld uit [slachtoffer] zijn portemonnee gepakt.
Mijn handen stonden wijd open toen ik aan het snoer trok. Ik heb best wel veel kracht gebruikt. Het doel was om geld te bemachtigen van [slachtoffer]. Ik heb het snoer afknipt. Ik heb het snoer om mijn handen gedraaid om het goed vast te houden. Ik had op dat moment de beslissing genomen dat ik het geld moest hebben en dat het moest gebeuren door verwurging. Ik dacht op dat moment alleen maar aan zijn geld. Ik wilde weten hoeveel geld hij in zijn portemonnee had zitten. Ik zat te denken wat ik met [slachtoffer] moest gaan doen. Toen ik het touw om zijn nek deed had hij zijn benen op de grond. Toen [slachtoffer] er niet meer was heb ik hem languit op de bank gelegd. Ik heb de gordijnen dicht gedaan toen ik het touw al een minuut vast had. Ik heb toen met een hand allebei de snoeren vast gehouden om het gordijn dicht te doen. Ik maakte een vuist zodat het snoer niet losschoot maar strak om zijn nek bleef. Ik had beide snoeren in een hand.
Ik zag dat zijn hoofd paars/rood was. [slachtoffer] voelde slap toen ik hem op de bank legde. Ik heb zijn benen gepakt en hem lang uit geschoven. Ik heb de deken van zijn bed gehaald. Ik heb de deken erover heen gelegd. Het klopt dat ik [slachtoffer] van het leven heb beroofd om geld te bemachtigen. Ik heb erover nagedacht. Ik ben erover na gaan denken en kwam toen bij dit idee.
5. Een schriftelijk stuk, houdende een verslag betreffende een niet natuurlijk dood, opgemaakt op 30 juli 2012 door F.L.W.J. Petrus, lijkschouwer van de gemeente Amsterdam (pagina 72 van het proces-verbaal van forensisch nummer PL25-2012053725) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats]
66-jarige man op 30/07/2012 door verwurging om het leven gekomen.
Conclusie niet natuurlijk overlijden.
6. Een in de wettelijke vorm onder nummer PL2562 2012053725-10 door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal gerechtelijke sectie, d.d. 31 juli 2012 (pagina's 75 en 76 van het onder 5. genoemde dossierproces-verbaal) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisant:
Patholoog, dr. Ann Maes, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag, heeft in aanwezigheid van mij als forensisch onderzoeker, sectie verricht op het stoffelijk overschot van:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum] 1946
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
[slachtoffer], 66 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van bij leven opgelopen uitwending inwerkend omsnoerend geweld op de hals.
7. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 5 juli 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik vroeg hem om geld en hij zei "Nee". Ik dacht hij heeft vast wel een paar tientjes. Ik wist toen nog niet dat hij 200 euro had.
Ik heb bij de politie de waarheid verklaard. Ik heb alles verteld. [slachtoffer] en ik hadden geen ruzie gehad.
Ik heb de beurs gevonden. Ik heb dat geld gepakt."