ECLI:NL:HR:2015:1193

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14/03390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wedertewerkstelling na degradatie en proportionaliteit van de maatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen VLM AIRLINES PERSONEELSBEHEER NEDERLAND B.V. De zaak betreft een vordering tot wedertewerkstelling in de oude functie van [eiser] na een degradatie. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties uiteengezet, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die door [eiser] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

1 mei 2015
Eerste Kamer
nr. 14/03390
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel,
t e g e n
VLM AIRLINES PERSONEELSBEHEER NEDERLAND B.V.(voorheen handelend onder de naam VLM Nederland B.V.),
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en VLM.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 1096897\CV EXPL 10/15819 van de kantonrechter te Rotterdam van 7 april 2010 en 4 juni 2010;
b. het arrest in de zaak 200.073.996/02 van het gerechtshof Den Haag van 25 maart 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
VLM heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. J.T. van der Kroon en mr. V.R.M.C. Wiertz.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 27 maart 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VLM begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
1 mei 2015.