Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
1 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen VLM AIRLINES PERSONEELSBEHEER NEDERLAND B.V. De zaak betreft een vordering tot wedertewerkstelling in de oude functie van [eiser] na een degradatie. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties uiteengezet, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die door [eiser] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.