ECLI:NL:HR:2015:1189

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
14/01161
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij diefstal van lading tijdens internationaal transport en de rol van opzet en grove schuld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen JCL Logistics Switzerland AG en Logistics International AG. JCL Logistics, als rechtsopvolgster van Delacher & Co Transport, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 5 november 2013 was gewezen. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de vervoerder voor diefstal van lading tijdens internationaal transport, waarbij de relevante bepalingen van het CMR-verdrag in het geding zijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en het arrest van het hof, en concludeert dat de klachten van JCL Logistics niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt JCL Logistics in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

1 mei 2015
Eerste Kamer
14/01161
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht JCL LOGISTICS SWITSERLAND AG,
als rechtsopvolgster van Delacher & Co Transport,
gevestigd te Thayngen, Zwitserland,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. N.T. Dempsey,
t e g e n
de vennootschap naar buitenlands recht LOGISTICS INTERNATIONAL AG,
als rechtsopvolgster van Geris Logistics AG,
gevestigd te Pratteln, Zwitserland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als JCL Logistics en Logistics International.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 154517/HA ZA 05-2053 van de rechtbank Breda van 24 november 2010 en 9 februari 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.083.489/02 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 november 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft JCL Logistics beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Logistics International heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt JCL Logistics in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Logistics International begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
1 mei 2015.