ECLI:NL:HR:2015:1143

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
14/02289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de terugkeerrichtlijn bij vreemdelingen met een inreisverbod

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld wegens handelen in strijd met artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, omdat hij als vreemdeling in Nederland verbleef terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2013:BY3151) en voegt daaraan toe dat de regels die daarin zijn geformuleerd, niet alleen van toepassing zijn op vreemdelingen die weten dat zij ongewenst zijn verklaard, maar ook op vreemdelingen die weten of ernstige reden hebben te vermoeden dat er een inreisverbod tegen hen is uitgevaardigd.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft vastgesteld of de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen, wat noodzakelijk is bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze context. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de terugkeerrichtlijn en de noodzaak voor rechters om zich ervan te vergewissen dat de juiste procedures zijn gevolgd voordat zij een straf opleggen aan vreemdelingen die in strijd met de wet in Nederland verblijven.

Uitspraak

12 mei 2015
Strafkamer
nr. 14/02289
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 3 april 2014, nummer 21/000111-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat uit het bestreden arrest noch uit het daarbij bevestigde vonnis blijkt dat de rechters zich ervan hebben vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen.
2.2.
In zijn arrest van 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3151, NJ 2014/216 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen in strijd met art. 197 (oud) Sr op de grond dat de verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard, zich ervan dient te vergewissen dat de stappen van de in de terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen en daarvan in de motivering van zijn beslissing dient blijk te geven.
2.3.
In het onderhavige geval is het handelen van de verdachte gekwalificeerd als "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000". Ook voor het aldus gekwalificeerde handelen in strijd met art. 197 Sr geldt op de in voornoemd arrest van 21 mei 2013 aangegeven gronden dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt zich ervan dient te vergewissen dat de stappen van de in de terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen en daarvan in de motivering van zijn beslissing dient blijk te geven. Noch uit het bestreden arrest noch uit het daarbij bevestigde vonnis blijkt dat de rechters zich ervan hebben vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 mei 2015.