ECLI:NL:HR:2014:994

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
12/01775
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ziekenhuis voor medische kunstfout en bewijswaardering

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de aansprakelijkheid van het Academisch Medisch Centrum (AMC) voor een medische kunstfout. De eisers, het ziekenhuis en een tweede eiser, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 20 december 2011 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en eerdere arresten van het gerechtshof in deze zaak. De kern van het geschil betreft de vraag of het ziekenhuis aansprakelijk is voor de medische fout en of het bewijsaanbod van de eisers moet worden gepasseerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan op 25 april 2014 en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

25 april 2014
Eerste Kamer
nr. 12/01775
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. het rechtspersoonlijkheid bezittend ziekenhuis ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. B.T.M. van der Wiel, thans mr. N.T. Dempsey,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als AMC c.s. en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 314730/HA ZA 05-1264 van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2005 en 30 augustus 2006;
b. de arresten in de zaak 106.006.050/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 27 oktober 2009, 27 april 2010 en 20 december 2011.
Het arrest van het hof van 20 december 2011 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 20 december 2011 hebben AMC c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor AMC c.s. mede door mr. D.A. van der Kooij, advocaat bij de Hoge Raad en voor [verweerder] mede door mr. K.J.O. Jansen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van AMC c.s. heeft bij brief van 14 maart 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt AMC c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 april 2014.