In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2010, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z]. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die op haar beurt een beschikking had gegeven op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de zaak is afgesloten met de verklaring dat het beroep in cassatie ongegrond is verklaard.