ECLI:NL:HR:2014:906

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
13/02454
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, die aan de belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna de Rechtbank te Leeuwarden het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft vernietigd en de navorderingsaanslag heeft vernietigd.

De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij hij een middel heeft voorgesteld. De belanghebbende heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geoordeeld dat het faalt, verwijzend naar een eerder uitgesproken arrest in een samenhangende zaak (nr. 13/02456).

De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, waarbij de kosten zijn vastgesteld op € 487 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 478 geheven van de Staatssecretaris van Financiën. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de vernietiging van de navorderingsaanslag door het Hof en verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

11 april 2014
Nr. 13/02454
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 9 april 2013, nr. 11/00254, betreffende een aan
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke navorderingsaanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 10/2532) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.

2.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op grond van hetgeen is overwogen in het heden in de zaak met nummer 13/02456 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

4.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 13/02456 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 974, derhalve € 487, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2014.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 478.