Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 29 mei 2013, nr. BK-12/00326, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan verpakkingenbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de 'release liner', een onderdeel van zelfklevend materiaal dat door belanghebbende wordt geproduceerd, kan worden aangemerkt als verpakking in de zin van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). De belanghebbende, een producent van zelfklevend materiaal, heeft over het tijdvak van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 verpakkingenbelasting voldaan. Na afwijzing van een verzoek om teruggaaf door de Inspecteur, heeft de Rechtbank te 's-Gravenhage de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en bepaald dat de Inspecteur een teruggaaf moet verlenen. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de liner, die integraal deel uitmaakt van het zelfklevend materiaal, moet worden aangemerkt als verpakking. De Hoge Raad stelt vast dat de liner een noodzakelijke functie vervult in het proces van het aanbrengen van het materiaal op een object, en dat deze liner niet herbruikbaar is na gebruik. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de liner een verkoopverpakking is, omdat deze een marketingtechnische rol vervult en essentieel is voor de verkoop van het materiaal. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden, en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen.