ECLI:NL:HR:2014:824

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
14/00623
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van het Hof had op 12 december 2013 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 23 januari 2014. Het beroepschrift is echter pas op 3 februari 2014 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn is ingediend.

De Hoge Raad heeft de belanghebbende, [X] B.V., de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de beroepstermijn is overschreden. De argumenten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat er geen sprake was van verzuim. Gelet op deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften in cassatie en de strikte naleving van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

4 april 2014
Nr. 14/00623
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 12 december 2013, nr. 12/00312, betreffende een aan belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken, alsmede een aan haar opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van het Hof op de uitspraak van het Hof gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 12 december 2013.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 3 februari 2014 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 23 januari 2014. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 5 februari 2014 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 10 februari 2014 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.