ECLI:NL:GHAMS:2013:4866

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
10 januari 2014
Zaaknummer
12/00312
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in hoger beroep inzake WOZ-waarde en intrekking van het beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 1.447.000 voor het belastingjaar 2010, welke waarde later ambtshalve werd verlaagd naar € 1.298.000. Belanghebbende had bezwaar aangetekend, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank had het beroep van belanghebbende eveneens niet-ontvankelijk verklaard, waarop belanghebbende hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting in eerste aanleg heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard het beroep in te trekken, maar er ontstond onduidelijkheid over de rechtsgeldigheid van deze intrekking. De rechtbank oordeelde dat het beroep rechtsgeldig was ingetrokken, wat door het Hof werd bevestigd. Het Hof concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de rechtbank dat het beroep ter zitting was ingetrokken. De argumenten van belanghebbende over de onduidelijkheid van de WOZ-waarde werden niet gehonoreerd, aangezien deze niet van invloed waren op de rechtsgeldigheid van de intrekking.

Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Tevens werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 12/00312
12 december 2013
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.,te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: [D]
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 11/760 van de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Heerhugowaard,
de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking gedateerd 25 februari 2010 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q], op de waardepeildatum 1 januari 2009 voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld op € 1.447.000 (hierna: de WOZ-waarde). Tegelijkertijd is een aanslag onroerende-zaakbelastingen opgelegd voor het jaar 2010 met een te betalen bedrag van € 2.979,81. Belanghebbende heeft tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak op bezwaar van 19 november 2010 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft met dagtekening 2 februari 2011 de WOZ-waarde ambtshalve verminderd naar € 1.298.000 en de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig aangepast.
1.3.
Bij uitspraak van 29 maart 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof binnengekomen op 19 april 2012.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

Het Hof vindt in de ontwikkeling van het geschil bij de rechtbank aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.
2.1.
Tijdens de zitting in eerste aanleg is namens belanghebbende – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:
Ik accepteer de waarde van € 1.298.000. Maar mijn probleem blijft de grote stijging van 36%. Ik kan de waarde van € 1.447.000 niet vergeten en vind de uitleg niet correct. [De heffingsambtenaar] heeft de waarde pas verlaagd toen ik het voorbeeld van een taxatierapport van [B] had gegeven. Ik weet niet waarom ik bij de rechtbank moest komen.
(…)
(desgevraagd) Ik wil niets met mijn beroep voor de WOZ-waarde van het belastingjaar 2010. Ik blijf alleen de verhoging niet begrijpen.
(…)
(desgevraagd) Ik trek het beroep in. Ik merk nog wel op dat de heer [C] heeft beloofd om mij een schriftelijke bevestiging te sturen van het gesprek.”
2.2.
Daar onduidelijkheid was gerezen over de vraag of het beroep ter zitting is ingetrokken, heeft de rechtbank de in 1.3 vermelde uitspraak gedaan. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

3.Geschil in hoger beroep

In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep in eerste aanleg. Meer specifiek is in geschil of het beroep ter zitting van de rechtbank rechtsgeldig is ingetrokken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank heeft als volgt overwogen (belanghebbende wordt hierin aangeduid als ‘eiseres’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“1. De gemachtigde van eiseres heeft het beroep ter zitting ingetrokken. De rechtbank heeft op 30 januari 2012 partijen het proces-verbaal van de zitting van 26 januari 2012 toegezonden. Bij brieven van 11 en 22 februari 2012 heeft eiseres de rechtbank vragen gesteld over de niet gehandhaafde WOZ-waarde van € 1.447.000. Op 20 februari 2012 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de griffier en de gemachtigde van eiseres. Bij brief van 22 februari 2012 heeft de gemachtigde van eiseres dezelfde vraag voorgelegd aan de rechtbank.
2. Bij brief van 24 februari 2012 heeft de rechtbank eiseres bericht dat de rechtbank geen vragen kan beantwoorden over de (niet langer door de heffingsambtenaar voorgestane) WOZ-waarde over belastingjaar 2010 omdat het beroep ter zitting is ingetrokken.
3. Bij brief van 22 februari 2012 (ontvangen 19 maart 2012) heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om een schriftelijke bevestiging dat het beroep
nietter zitting is ingetrokken.
4. De rechtbank oordeelt echter dat de gemachtigde van eiseres haar beroep tijdens de zitting rechtsgeldig heeft ingetrokken. In overeenstemming met de uitspraak van de Hoge Raad van 23 september 2011 (UN: BT 2297) zal de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaren.”
4.2.
Het Hof komt op grond van dezelfde overwegingen tot hetzelfde oordeel als de rechtbank. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de rechtbank dat belanghebbende het beroep ter zitting heeft ingetrokken. Het proces-verbaal van de zitting, zoals geciteerd in onderdeel 2.1 van deze uitspraak, laat geen andere lezing toe dan dat de gemachtigde het beroep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken (vergelijk Hoge Raad 6 januari 2012, nr. 11/01476, BNB 2012/63). De stelling van belanghebbende dat zij nimmer een uitleg heeft gekregen waarom de waarde in eerste instantie is vastgesteld op € 1.447.000, en hoe die waarde zich verhoudt tot de voor eerdere tijdvakken vastgestelde WOZ-waarden, kan belanghebbende niet baten, nu dit de intrekking niet ongedaan kan maken.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. J. den Boer, voorzitter, E.F. Faase en H.E. Kostense, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, als griffier. De beslissing is op 12 december 2013 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.