ECLI:NL:HR:2014:791

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
13/05905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de belanghebbende, Israël, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 oktober 2013, nr. 11/4406 AOW. Dit beroep volgde op een hoger beroep dat de belanghebbende had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 10/2249 AOW). De zaak betreft een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).

De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van de Centrale Raad. De SVB heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2014 door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

4 april 2014
Nr. 13/05905
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Israël (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 22 oktober 2013, nr. 11/4406 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 10/2249 AOW) betreffende een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
De belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.