Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 22 december 2011, nrs. 09/00404 tot en met 09/00425, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende douanerechten. De belanghebbende, een B.V., had verschillende aanslagbiljetten ontvangen voor douanerechten, welke na bezwaar door de Inspecteur werden gehandhaafd. De Rechtbank te Haarlem verklaarde de beroepen ongegrond, waarna het Gerechtshof te Amsterdam deze uitspraak bevestigde. De belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad beoordeelde de vraag of de aanwijzing van de douaneschuldenaar, zoals vastgelegd in artikel 54 van het Douanebesluit, verbindend is. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende terecht als schuldenaar was aangemerkt, omdat zij onjuiste gegevens had verstrekt over de voor de goederen betaalde prijs, wat leidde tot een te lage douanewaarde. De belanghebbende betwistte de verbindendheid van artikel 54, stellende dat deze aanwijzing gebaseerd moest zijn op een wet in formele zin.
De Hoge Raad oordeelde dat artikel 54 van het Douanebesluit voldoende grond vindt in de Douanewet en dat de aanwijzing van douaneschuldenaren kan geschieden bij algemene maatregel van bestuur. De Hoge Raad concludeerde dat de stelling van de belanghebbende faalde, en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.