ECLI:NL:HR:2014:76

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
13/02253
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake afvalstoffenheffing en rioolrechten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2014 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolrechten van de gemeente Werkendam voor het jaar 2011. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Hierdoor heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

17 januari 2014
Nr. 13/02253
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 12 juni 2013, nr. 12/00369, betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolrechten van de gemeente Werkendam.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2014.