ECLI:NL:HR:2014:752

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/06134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van langdurige handelsrelatie en ontvankelijkheid in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen Woningstichting De Voorzorg. De zaak betreft de beëindiging van een langdurige handelsrelatie en de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank Maastricht had eerder vonnissen gewezen op 21 september 2011 en 7 maart 2012, en het gerechtshof 's-Hertogenbosch had op 16 oktober 2012 en 20 augustus 2013 arresten gewezen. Het arrest van het hof van 20 augustus 2013 is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht.

De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep van [eiseres] niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die stelde dat [eiseres] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De advocaat van [eiseres] heeft gereageerd op dit standpunt, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van De Voorzorg op nihil zijn begroot.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatie en de voorwaarden waaronder een cassatieberoep kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft in deze zaak duidelijk gemaakt dat zonder voldoende belang of gegronde klachten, een cassatieberoep niet kan slagen.

Uitspraak

28 maart 2013
Eerste Kamer
nr. 13/06134
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
WONINGSTICHTING DE VOORZORG,
gevestigd te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en De Voorzorg.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 162446/HA ZA 11-555 van de rechtbank Maastricht van 21 september 2011 en 7 maart 2012;
b. de arresten in de zaak HD 200.112.170/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 oktober 2012 en 20 augustus 2013.
Het arrest van 20 augustus 2013 van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van 20 augustus 2013 van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen De Voorzorg is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 28 februari 2014 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2 en 3).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Voorzorg begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 maart 2014.