In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aftrek van omzetbelasting in verband met de overdracht van aandelen. De zaak betreft een beroep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting was opgelegd aan belanghebbende, [X] Beheer B.V. De Hoge Raad heeft eerder, in een arrest van 2 december 2011, vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de kwalificatie van de aandelenoverdracht en de toepasselijkheid van de Zesde richtlijn inzake omzetbelasting.
Het Hof van Justitie heeft op 30 mei 2013 geoordeeld dat de overdracht van 30% van de aandelen in een vennootschap geen overgang van een algemeenheid van goederen of diensten vormt. Dit oordeel heeft de Hoge Raad in zijn beoordeling meegenomen. De Hoge Raad concludeert dat de aandelenoverdracht onder de gegeven omstandigheden een economische activiteit is die vrijgesteld is van omzetbelasting, zoals bepaald in de Zesde richtlijn en de Wet op de omzetbelasting 1968.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof ten onrechte heeft geoordeeld dat de aandelenoverdracht geen economische activiteit vormt en dat de omzetbelasting in aftrek kan worden gebracht. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat het verwijzingshof rekening moet houden met alle omstandigheden waaronder de betrokken diensten zijn verricht en dat belanghebbende de benodigde informatie moet verschaffen.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, E.N. Punt en R.J. Koopman, en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.