In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2013, waarin het hof uitspraak deed op het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had zich uitgesproken over naheffingsaanslagen in de overdrachtsbelasting, met zaaknummers AWB 11/99 t/m 11/103. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend en belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.