ECLI:NL:GHAMS:2013:2043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
11-00912 tot en met 11-00916 bis
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overdrachtsbelasting en waardering van gronden met vernietiging van boete

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2013, betreft het een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem over de naheffingsaanslagen in verband met overdrachtsbelasting. De rechtbank had eerder een uitspraak gedaan die gedeeltelijk werd vernietigd. De inspecteur van de Belastingdienst had naheffingsaanslagen opgelegd op basis van een waarde van € 44 per m² voor de verkregen gronden. De gemachtigde van [X] B.V. betwistte deze waarde en voerde aan dat de oppervlakte van de gronden 45.450 m² was, terwijl de inspecteur een oppervlakte van 45.650 m² hanteerde. Het Hof oordeelde dat de berekening van de inspecteur juist was en dat de naheffingsaanslagen moesten worden verminderd tot de in hoger beroep vastgestelde bedragen. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissing over de proceskosten, en verklaarde het hoger beroep gegrond en het incidenteel hoger beroep ongegrond. Tevens werd de boete die aan [X] B.V. was opgelegd vernietigd. Het Hof kende een kostenvergoeding toe aan de gemachtigde van [X] B.V. van € 2.478, gebaseerd op de door hem verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00912 tot en met 11/00916 bis
20 juni 2013
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. N.B.M. Vink, Vink & Partners, de gemachtigde,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/99 tot en met 11/103 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) en het
incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht,
de inspecteur,
in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Voor de loop van het geding verwijst het Hof naar de tussenuitspraak van 14 maart 2013, kenmerk 11/00912 tot en met 11/00916.
1.2.
De inspecteur heeft zich op 26 maart en 28 mei 2013 uitgelaten over de berekening van de opgelegde naheffingsaanslagen op basis van een waarde van de verkregen gronden van € 44 per m². De gemachtigde heeft dit gedaan op 21 en 27 mei 2013. De griffier heeft afschriften van de briefwisseling aan de respectievelijke wederpartij verzonden en deze hebben toestemming verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting.

2.Feiten, geschilomschrijving en standpunten van partijen

Voor de feiten, geschilomschrijving en standpunten van partijen verwijst het Hof naar de tussenuitspraak van 14 maart 2013.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Voor de beoordeling van het geschil verwijst het Hof naar de tussenuitspraak van 14 maart 2013.
3.2.
Uit de na de tussenuitspraak met partijen gevoerde correspondentie volgt naar het oordeel van het Hof dat de door de inspecteur in zijn brief van 26 maart 2013 gemaakte berekening van de opgelegde naheffingsaanslagen en in rekening te brengen heffingsrente juist is en moet worden gevolgd. De gemachtigde heeft in zijn brief van 21 mei 2013 aangegeven dat voor de berekening van de hoogte van de naheffingsaanslag met aanslagnummer 2008.[[...]].0148 moet worden uitgegaan van een oppervlakte van 45.450 m2, omdat dat het aantal m² volgens de akte is die volgens het Hof het uitgangspunt dient te zijn. In de door de inspecteur overgelegde akte staat echter een oppervlakte van 45.650 m² vermeld, zodat het Hof daarvan zal uitgaan.
3.3.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en het incidenteel hoger beroep ongegrond. Het Hof zal de uitspraak van de rechtbank vernietigen, behoudens de beslissing met betrekking tot de proceskosten, en de naheffingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente verminderen tot de in hoger beroep vastgestelde bedragen.

4.Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten voor het hoger beroep op € 2.478 (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het beantwoorden van het incidenteel hoger beroep, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke inlichting x € 472 x 1 (wegingsfactor) x 1,5 (vanwege vijf samenhangende zaken) = € 2.478).

5.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissing met betrekking tot de proceskosten;
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag met aanslagnummer 2008.[[...]].0148 tot € 57.118 en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 12.819;
  • vermindert de naheffingsaanslag met aanslagnummer 2008.[[...]].0149 tot € 139.416 en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 31.289;
  • vermindert de naheffingsaanslag met aanslagnummer 2008.[[...]].0150 tot € 121.053 en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 27.168;
  • vermindert de naheffingsaanslag met aanslagnummer 2008.[[...]].0151 tot € 133.809 en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 30.031;
  • vermindert de naheffingsaanslag met aanslagnummer 2008.[[...]].0153 tot € 485.516 en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 108.966;
  • vernietigt de boetebeschikkingen;
  • gelast de inspecteur het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 454 te vergoeden en
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding ten bedrage van € 2.478.
De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.P.M. van Rijn en J.P. Kruimel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op 20 juni 2013 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.