Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
14 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 oktober 2011. De verdachte, geboren in 1980, heeft beroep in cassatie ingesteld met als doel de bestreden uitspraak te vernietigen. De advocaat van de verdachte, mr. A. Jhingoer, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en heeft verwerping van het beroep voor het overige voorgesteld.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft tot gevolg dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie jaren moet worden verminderd.
In de slotsom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot twee jaren en tien maanden, terwijl het beroep voor het overige is verworpen. Deze beslissing is genomen op 14 januari 2014 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.