ECLI:NL:HR:2014:52

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
12/01483
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van misslag betreffende meldplicht bij reclassering in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1963, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij een bijzondere voorwaarde was opgelegd met betrekking tot het zich melden bij de reclassering. De advocaat van de verdachte, mr. B.P. de Boer, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor het deel dat de maximale duur van de meldplicht bij de reclassering op twee jaar had vastgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat deze bepaling een misslag bevatte en heeft deze hersteld door de termijn te wijzigen naar 'tot maximaal het einde van de proeftijd'. De Hoge Raad oordeelde dat de overige middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft geleid tot een aanpassing van de voorwaarden waaronder de verdachte zich bij de reclassering moet melden, waarbij de nadruk ligt op de discretionaire bevoegdheid van de reclassering om de meldfrequentie te bepalen. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt hoe de meldplicht bij de reclassering moet worden vastgesteld in relatie tot de proeftijd.

Uitspraak

14 januari 2014
Strafkamer
nr. 12/01483
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 maart 2012, nummer 21/002987-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij de maximale duur van de aan de verdachte gestelde bijzondere voorwaarde betreffende het zich melden bij de reclassering is vastgesteld op twee jaren ingaande op de dag volgend op de einddatum van zijn detentie, tot herstel van deze misslag door de zinsnede "(van maximaal twee jaren)" te vervangen door "(van maximaal de resterende duur van de proeftijd)" en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO - en wat betreft het tweede middel HR 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1556 - geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof art. 14c, tweede lid onder 5° (oud), Sr heeft geschonden door te bepalen dat de verdachte zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode van maximaal twee jaren vanaf de dag volgend op de einddatum van zijn detentie, dient te blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht.
3.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 30-32 is het middel terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin is bepaald dat de verdachte zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode (van maximaal twee jaren) dient te blijven melden bij de reclassering zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
bepaalt dat de verdachte zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) dient te blijven melden bij de reclassering zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2014.