Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
4 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor poging tot moord met voorbedachte raad. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat het Hof zijn oordeel over de voorbedachte raad onvoldoende heeft gemotiveerd. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte, na het verlaten van een café, terugkeerde en direct op het slachtoffer afging. Echter, de bewijsvoering was innerlijk tegenstrijdig, aangezien het Hof ook had aangenomen dat het slachtoffer naar de ingangsdeur van de bar liep terwijl de verdachte buiten stond. Dit leidde tot de conclusie dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.