ECLI:NL:HR:2014:425

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
13/04000
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende, een vennootschap onder firma, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 4 juli 2013, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Haarlem werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting voor de jaren 2005 tot en met 2008 en de naheffingsaanslagen loonheffingen voor de jaren 2006 tot en met 2008, alsook over de daarbij opgelegde boetes.

De belanghebbende voerde verschillende klachten aan in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand liet.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet ten laste van de belanghebbende werden gelegd. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof werd bevestigd.

Uitspraak

28 februari 2014
Nr. 13/04000
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
V.o.f. [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 4 juli 2013, nrs. 12/00440, 12/00443, 12/00444 en 12/00445, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 11/1655 en AWB 11/1658 tot en met AWB 11/1660) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2005 tot en met 2008 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en over de jaren 2006 tot en met 2008 opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2014.