Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
16 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak is geregistreerd onder nummer H 35/13 en betreft een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof in strijd heeft gehandeld met artikel 353, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering BES. Dit artikel waarborgt het recht van de verdachte om als laatste te spreken. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2013 blijkt niet dat aan de verdachte dit recht is gelaten. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het voorschrift niet in acht is genomen, wat op straffe van nietigheid moet worden gerespecteerd.
De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 16 december 2014, en de beslissing is genomen door de raadsheren J. de Hullu, N. Jörg en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.