ECLI:NL:HR:2014:4084

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
13/03405
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het recht op laatste woord in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak is geregistreerd onder nummer H 35/13 en betreft een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof in strijd heeft gehandeld met artikel 353, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering BES. Dit artikel waarborgt het recht van de verdachte om als laatste te spreken. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2013 blijkt niet dat aan de verdachte dit recht is gelaten. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het voorschrift niet in acht is genomen, wat op straffe van nietigheid moet worden gerespecteerd.

De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 16 december 2014, en de beslissing is genomen door de raadsheren J. de Hullu, N. Jörg en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.

Uitspraak

16 december 2014
Strafkamer
nr. S 13/03405 A
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 22 mei 2013, nummer H 35/13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 353, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering BES de verdachte niet het recht heeft gelaten het laatst te spreken.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2013 houdt in hetgeen de Advocaat-Generaal in zijn conclusie onder 4 heeft vermeld.
2.3.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in art. 353, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering BES op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2014.