ECLI:NL:HR:2014:392

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
13/03599
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004, inclusief een boetebeschikking en heffingsrente. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 18 november 2013 per aangetekende brief had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 23 december 2013 een tweede aangetekende brief gestuurd om de belanghebbende de gelegenheid te geven te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie is het stuk opnieuw verzonden, maar de belanghebbende heeft niet gereageerd. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

21 februari 2014
Nr. 13/03599
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 7 juni 2013, nr. 11/00195, betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de in rekening gebrachte heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 november 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 december 2013 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.