ECLI:NL:HR:2014:3660

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
14/03626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest in bestuurs- en belastingrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door belanghebbende naar aanleiding van het arrest van 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2090. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 21 augustus 2014 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht voor het verzoek tot herziening, met een termijn van vier weken voor betaling. Belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan, wat leidde tot een brief van de griffier op 29 september 2014 waarin belanghebbende werd uitgenodigd om de redenen voor de termijnoverschrijding te verduidelijken. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 27 oktober 2014 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Hierdoor werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

19 december 2014
Nr. 14/03626
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 20 december 2013, nr. 13/03690, ECLI:NL:HR:2013:2090.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 21 augustus 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 29 september 2014 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 27 oktober 2014 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.