Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beslissing
19 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013. De man, verweerder in cassatie, had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld en verzocht het principaal beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof Amsterdam, die aan deze zaak ten grondslag liggen.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de vaststelling van de draagkracht in het kader van kinderalimentatie en de aanvaardbaarheidstoets van forfaitaire woonlasten. De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, en de zaak is behandeld door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.B. Bakels.