ECLI:NL:HR:2014:3658

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
14/00209
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake kinderalimentatie en draagkracht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013. De man, verweerder in cassatie, had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld en verzocht het principaal beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof Amsterdam, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de vaststelling van de draagkracht in het kader van kinderalimentatie en de aanvaardbaarheidstoets van forfaitaire woonlasten. De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, en de zaak is behandeld door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.B. Bakels.

Uitspraak

19 december 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00209
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. N.C. van Steijn.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 133445/FA RK 11-1036 van de rechtbank Alkmaar van 12 september 2012;
b. de beschikkingen in de zaak 200.118.233/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2013 en 8 oktober 2013.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof van 8 oktober 2013 heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld.
De man heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld en tevens verzocht het principaal beroep te verwerpen.
Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 december 2014.