ECLI:NL:HR:2014:3621

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
14/00065
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van een minderjarige aan wettig gezag en opzicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van het onttrekken van een minderjarige, [betrokkene 1], aan het wettig gezag van haar ouders. De feiten van de zaak dateren van 28 juni 2012, toen de verdachte de minderjarige uit een gesloten jeugdinstelling, De Lindenhorst, heeft meegenomen naar een hotel in Maarsbergen. De ouders van [betrokkene 1] hadden het wettig gezag over haar en deden aangifte van haar onttrekking aan dat gezag.

De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging, dat het onttrekken aan het opzicht niet ook het onttrekken aan het gezag van de ouders kan opleveren, onjuist was. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte door zijn handelen in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de scheiding van [betrokkene 1] van haar ouders, waardoor zij buiten het gezag van haar ouders kwam te staan. De bewezenverklaring van het Hof werd als voldoende gemotiveerd beschouwd, en de Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte.

De uitspraak benadrukt de reikwijdte van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht, dat strafbaar stelt het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag of opzicht. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, en dat de minderjarigheid van [betrokkene 1] bekend was bij de verdachte, wat zijn verantwoordelijkheid in deze zaak vergrootte. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de eerdere uitspraak van het Hof.

Uitspraak

16 december 2014
Strafkamer
nr. S 14/00065
IC/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 november 2013, nummer 21/005670-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van feit 2 voor zover inhoudende dat de verdachte een minderjarige aan het wettig gezag heeft onttrokken, ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 28 juni 2012 te Maarsbergen opzettelijk een minderjarige, te weten [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum] 1996), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag (te weten het gezag dat haar ouders hadden), immers heeft verdachte toen die [betrokkene 1] meegenomen naar een hotel en die [betrokkene 1] zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van haar ouders gebracht, dat de uitoefening van het gezag door die ouders onmogelijk was geworden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0981 2012144453-1, gedateerd 30 juni 2012, dossierpagina 176-182, voor zover inhoudende als aangifte van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Mijn dochter zit in een gesloten jeugdinstelling, De Lindenhorst in Zeist. Ze is daar onttrokken aan het toezicht. Ik heb begrepen dat zij met een man van 30 jaar is weggegaan en dat er tussen hen seksuele handelingen zijn verricht.
Mijn dochter heet [betrokkene 1]. Ze is geboren op [geboortedatum] 1996. Ze is nu 15 jaar oud.
We zijn donderdagavond, het hof begrijpt 28 juni 2012, om 22.30 uur gebeld door De Lindenhorst. Ze vertelden dat [betrokkene 1] weg was. [betrokkene 1] heeft drie jongens ontmoet in een auto. [betrokkene 1] was ingestapt bij die jongens in de auto. Het andere meisje wilde terug naar de Lindenhorst. Toen hebben ze besloten het meisje terug te brengen naar De Lindenhorst, maar niet precies voor de deur omdat er volgens [betrokkene 1] camera's zouden zijn.
Toen zijn ze [betrokkene 1] gaan bellen. Het bleek eigenlijk een beetje een vooropgezet plan volgens een ander meisje van de groep. Dit meisje biechtte op dat het plan was om naar een hotel in Maarsbergen te gaan.
2. Het door verbalisant [verbalisant 1], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0981 2012144453-18, gedateerd 29 december 2012, voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 29 december 2012 nam ik telefonisch contact op met [betrokkene 2]. [betrokkene 2] deed aangifte van verkrachting op zaterdag 30 juni 2012 namens zijn minderjarige dochter [betrokkene 1], gepleegd op 28 juni 2012 in Maarsbergen.
Ik stelde [betrokkene 2] aanvullende vragen. [betrokkene 2] verklaarde samengevat en zakelijk weergegeven dat hij en zijn vrouw altijd het ouderlijk en wettig gezag over [betrokkene 1] hebben gehad en gehouden."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de onttrekking aan het gezag van [betrokkene 1] aan haar ouders. Daartoe is aangevoerd dat [betrokkene 1] zelf de beslissing heeft genomen om weg te lopen uit de instelling waar zij verbleef. Verdachte heeft geen beslissende invloed gehad op de scheiding tussen [betrokkene 1] en haar ouders en wist niet dat [betrokkene 1] minderjarig was, aldus de verdediging.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af:
- [betrokkene 1] is op 28 juni 2012 rond 16.00 uur met verlof gegaan vanuit de instelling De Lindenhorst, waarna zij samen met een vriendin verdachte heeft ontmoet in Zeist. Verdachte was op dat moment samen met een vriend, [betrokkene 3];
- Reeds daarvoor, tussen 7.08 en 7.14 uur, heeft verdachte meermalen gebeld met de telefoon van [betrokkene 1]. Verdachte heeft het telefoonnummer van [betrokkene 1] in zijn telefoon opgeslagen onder '[betrokkene 1]'. Het hof ziet hierin een verwijzing naar De Lindenhorst;
- [betrokkene 1] heeft verdachte verteld dat ze van plan was om weg te gaan bij de instelling waar zij verbleef en dat ze naar Alkmaar wilde;
- Tussen 16.03 en 17.13 uur heeft verdachte sms-contact met [betrokkene 3], inhoudende:
o Uitgaand, 16.03 uur: 'Kom we nemen ze nee ma hotel'
o Inkomend, 16.04 uur: 'Je bent gek leeftijd hebben ze niet heb je rub hier bij'
o Uitgaand, 16.05 uur: 'Ja heb ruber, nee man niks aan d hand'
o Uitgaand, 16.40 uur: 'Ja zkr'
o Uitgaand, 17.10 uur: 'Nee man lange slungel. Die kleine was leker. Maar zaterdag die 2 zkr'
o Inkomend, 17.10 uur: 'Is genoeg voor mij jackpot'
- Verdachte heeft samen met [betrokkene 1] de vriendin van [betrokkene 1] teruggebracht naar De Lindenhorst, doch haar niet voor de ingang maar een eindje verderop afgezet;
- Omstreeks 22.35 uur wordt [betrokkene 1] in gezelschap van verdachte aangetroffen in een hotelkamer van Hotel Amrath te Maarsbergen. Verdachte heeft reeds vroeg in de ochtend, om 6.06 uur, telefonisch contact gezocht met dit hotel.
Het hof gaat er op grond van het voorgaande vanuit dat [betrokkene 1] en verdachte elkaar al langer kenden en dat de ontmoeting op 28 juni 2012 geen toeval was. In het bijzonder uit het sms-contact dat verdachte heeft gehad met [betrokkene 3] leidt het hof af dat verdachte op de hoogte was van de minderjarigheid van [betrokkene 1].
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat verdachte door zijn handelen in zodanige mate heeft bijgedragen aan de scheiding van [betrokkene 1] en haar ouders, waardoor zij buiten het gezag van haar ouders kwam te staan, dat hij haar aan het wettig gezag heeft onttrokken in de zin van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. Dat [betrokkene 1] zelf het initiatief heeft genomen om weg te lopen staat hieraan niet in de weg."
2.3.
Art. 279, eerste lid, Sr luidt:
"Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie."
2.4.
Het middel berust op de opvatting dat wanneer het in art. 279 Sr bedoelde opzicht over een minderjarige wordt uitgeoefend door een ander dan de ouders die het in art. 279 Sr - en in de tenlastelegging - bedoelde gezag over de minderjarige uitoefenen, het onttrekken aan dat opzicht niet (mede) het onttrekken aan het over de minderjarige gestelde gezag van de ouders kan opleveren. Die opvatting is onjuist, zodat het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2014.