Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
18 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, heeft beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. P.M. Rombouts, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad behandelt verschillende middelen die door de verdachte zijn ingediend. Het eerste middel betreft de vervanging van een bewijsoverweging in het verkorte arrest door een nieuwe bewijsoverweging in de aanvulling. De Hoge Raad oordeelt dat deze vervanging niet leidt tot vernietiging van het bestreden arrest, omdat de verdachte onvoldoende in rechte te respecteren belang heeft bij vernietiging op deze grond. De verdachte kan de juistheid van het oordeel van het Hof over de bewezenverklaring van 'medeplegen' aan de Hoge Raad voorleggen. Het tweede middel wordt eveneens verworpen, omdat het geen nadere motivering behoeft. Het derde middel, dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase, wordt gegrond verklaard. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 51 maanden naar 48 maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.