Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Ter beoordeling van de vraag of verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zal het hof achtereenvolgens ingaan op de vraag of en welke feitelijke gedragingen die ten laste zijn gelegd, kunnen worden bewezen en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) opleveren.
Op grond van de in de eventueel later op te maken aanvulling gebezigde bewijsmiddelen acht het hof het volgende wettig en overtuigend bewezen. Verdachte reed op 1 januari 2010, zeer kort na middernacht, als bestuurder van een personenauto over de Balijelaan te Utrecht. Op dat moment om omstreeks 00.25 uur waren er veel mensen op straat en werd er volop vuurwerk afgestoken vanwege de jaarwisseling. Verdachte reed 40 à 50 km/h. Kort achter de plaats waar de linkerrijstrook overgaat in een verdrijvingsvlak om even verderop aan te sluiten aan de voor het tegemoetkomend verkeer bedoelde linkerweghelft reed verdachte over het genoemde verdrijvingsvlak, waar [slachtoffer] vuurwerk aan het afsteken was. Verdachte botste tegen deze [slachtoffer], ten gevolge waarvan [slachtoffer] overleed.
De vraag is vervolgens of deze feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Verdachte reed op 1 januari 2010, zeer kort na de jaarwisseling, door de stad, waar veel mensen op straat stonden en vuurwerk afstaken. Vooropgesteld moet worden dat een automobilist die op dat tijdstip (anders dan stapvoets) zich in het verkeer begeeft een bijzondere verantwoordelijkheid op zich laadt. Het gaan rijden onder die op dat tijdstip voorzienbare en niet ongebruikelijke omstandigheid, dat mensen op straat feestvieren en vuurwerk afsteken, roept immers voor die mensen aanzienlijke risico's op een ongeval in het leven. Deze gevaarzetting vereist dat een automobilist zijn snelheid sterk aanpast aan een plotselinge verandering van de verkeerssituatie en aanhoudend alert is op en rekening houdt met vuurwerk dat bij de auto kan afgaan en feestende mensen die op de straat staan en lopen, wier aandacht in beslaggenomen is door (het afsteken van) vuurwerk.
Het hof is van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden met een te hoge snelheid en onvoldoende anticiperend heeft gereden. Hij is naar links over een verdrijvingsvlak gereden, terwijl hij ermee rekening had moeten houden, dat daar mensen stonden, en dezen moeten waarnemen. Het hof is van oordeel dat dit handelen van verdachte als zeer onvoorzichtig moet worden aangemerkt en dat hij schuld aan het verkeersongeval heeft in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De verdediging heeft nog betoogd dat verdachte schrok van een harde knal en als reactie daarop naar links het verdrijvingsvlak op stuurde. Zoals het hof reeds heeft overwogen, had verdachte door zo kort na de jaarwisseling te gaan rijden, er rekening mee moeten houden dat er vuurwerk bij zijn auto kon afgaan. Hoe het ook zij, uit de omstandigheid dat verdachte zegt te zijn geschrokken van vuurwerk en daardoor naar links stuurde, blijkt dat hij geen rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden. Niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een zo krachtige explosie, dat die een uitzonderlijk heftige schrikreactie, die verdachtes schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 zou wegnemen of verminderen, zou kunnen rechtvaardigen."