ECLI:NL:HR:2014:3476

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
13/05324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake overtreding van voorschrift Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Het beroep was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 oktober 2013 had geoordeeld over een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.40 van de Wet milieubeheer. De Hoge Raad had eerder, op 26 juni 2012, de zaak teruggeworpen naar het hof, waarbij het hof het vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 4 augustus 2009 had vernietigd. De verdachte was ter zake van de overtreding strafbaar verklaard, maar er was geen straf of maatregel opgelegd.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte in cassatie waren aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit was omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad baseerde zijn beslissing op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

2 december 2014
Strafkamer
nr. 13/05324 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, Economische Kamer, van 15 oktober 2013, nummer 21/002201-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te
[vestigingsplaats].

1.De bestreden uitspraak

Na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 26 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9197 heeft het Hof in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 4 augustus 2009 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.40 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan" (de Hoge Raad leest:) "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.40 van de Wet milieubeheer" (een overtreding derhalve) strafbaar verklaard doch bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

2.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. de Bree, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verbeterde lezing van de bewezenverklaring en de kwalificatie en tot verwerping van het beroep voor het overige.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 december 2014.