Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde middel
3.Beoordeling van de namens de benadeelde partijen voorgestelde middelen
4.Beslissing
2 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 12 november 2013 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1970. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van benadeelde partij [benadeelde 2] met een honkbalknuppel en een pan op 22 oktober 2007 in Amsterdam. De verdediging heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin wordt geklaagd dat de bewezenverklaring uitsluitend is gebaseerd op de verklaring van één getuige, wat in strijd zou zijn met artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de vordering van de benadeelde partij en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, zoals verslagen van medische onderzoeken en observaties van hulpverleners. De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van schending van artikel 342, tweede lid, Sv, omdat de bewijsvoering niet uitsluitend op de verklaring van één getuige is gebaseerd. De middelen van de benadeelde partijen worden eveneens verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt het eerdere oordeel van het Gerechtshof.