ECLI:NL:HR:2014:3437

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
13/03783
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 een arrest gewezen, dat later aanleiding gaf tot een verzoek van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om verbetering. De SVB stelde dat de rechtsbijstand aan de belanghebbende niet beroepsmatig was verleend, wat door de belanghebbende werd bevestigd. Dit aspect was niet onderkend in het eerdere arrest met betrekking tot de proceskostenvergoeding. Daarnaast was er een kennelijke vergissing in het dictum van het arrest, waarin de Inspecteur werd vermeld in plaats van de SVB. De Hoge Raad heeft deze fouten hersteld, waardoor de proceskostenvergoeding niet meer van toepassing is. Het arrest is op 28 november 2014 openbaar uitgesproken door de president en de raadsheren, en de verbeteringen zijn in het arrest opgenomen. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, en dat de SVB niet verantwoordelijk is voor de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is een belangrijk voorbeeld van hoe de Hoge Raad omgaat met verzoeken tot verbetering van eerdere uitspraken, vooral in het kader van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

28 november 2014
nr. 13/03783
Arrest
gewezen ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad, gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 4 juli 2013, nr. 13/00002.

1.Overwegingen

1.1.
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 26 september 2014 arrest gewezen (hierna: het arrest).
Nadien heeft de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) verzocht om verbetering van het arrest.
Belanghebbende heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2.
De SVB heeft in haar verzoek erop gewezen dat de rechtsbijstand aan belanghebbende door de gemachtigde niet beroepsmatig is verleend. Belanghebbende heeft dit in zijn schriftelijke reactie op het verzoek bevestigd. De Hoge Raad heeft dit in het arrest bij zijn overweging en beslissing over de proceskostenvergoeding niet onderkend.
1.3.
Tevens is in onderdeel 5 (het dictum) van het arrest, als gevolg van een kennelijke vergissing, de Inspecteur vermeld waar de SVB bedoeld is.
1.4.
Herstel van deze fouten brengt mee dat onderdeel 4 van het arrest komt te luiden: “De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.” en in het dictum de woorden “de Inspecteur” worden vervangen door: “de SVB”. Verder vervalt in het dictum de passage “veroordeelt de SVB in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1948, derhalve € 974, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 487, derhalve € 243,50, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.”.

2.Beslissing

De Hoge Raad verbetert de bovenvermelde fouten in het arrest op de wijze als hiervoor in onderdeel 1.4 omschreven en verstaat dat dit arrest aldus verbeterd moet worden gelezen.
Dit arrest is gewezen door de president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Libari, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2014.