Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
25 november 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een strafzaak, ingediend door de raadsvrouw van de betrokkene, die deelnam aan een landelijke staking van strafrechtadvocaten. De raadsvrouw had verzocht om aanhouding van de zaak, omdat zij de staking steunde, die een reactie was op aangekondigde bezuinigingsmaatregelen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, waarbij het enkel een afweging heeft gemaakt tussen het belang van de raadsman om te staken en het belang van een voortvarende afdoening van de strafzaak. Het Hof heeft echter niet voldoende rekening gehouden met het recht van de betrokkene op rechtsbijstand door een advocaat van zijn keuze, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding ontoereikend gemotiveerd is, omdat het Hof niet alle betrokken belangen tegen elkaar heeft afgewogen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.