In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 19 november 2013, met nummer 13/00096. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Arnhem, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij gegeven boetebeschikking voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009. De belanghebbende, [X] B.V., heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof.
De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep door een verweerschrift in te dienen. Vervolgens heeft de belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 november 2014 het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, en is in het openbaar uitgesproken.