ECLI:NL:HR:2014:3323

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
13/05105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst en aanmerkelijk belangwinst in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de inkomstenbelasting. De belanghebbende had in 2007 een pakket aanmerkelijkbelangaandelen verkocht aan een vennootschap die hij beheerste. In 2012 heeft hij de koopovereenkomst vernietigd op basis van wederzijdse dwaling. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of de vernietiging van de koopovereenkomst met terugwerkende kracht invloed had op de gerealiseerde winst uit aanmerkelijk belang in 2007.

Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat de vernietiging van de koopovereenkomst niet in de weg staat aan het feit dat de belanghebbende in 2007 een winst uit aanmerkelijk belang heeft genoten. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de vraag of er gevolgen moeten worden verbonden aan de vernietiging van de koopovereenkomst, aan de orde is bij de vaststelling van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang in het jaar waarin de vernietiging heeft plaatsgevonden.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de uitspraak is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de relatie tussen de vernietiging van een koopovereenkomst en de belastingheffing over aanmerkelijk belang.

Uitspraak

21 november 2014
nr. 13/05105
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 12 september 2013, nr. 11/00726, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 10/5861) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Belanghebbende heeft in 2007 een pakket aanmerkelijkbelangaandelen verkocht en geleverd aan een door hem beheerste vennootschap. In 2012 heeft belanghebbende de aan de levering ten grondslag liggende koopovereenkomst door middel van een buitengerechtelijke verklaring vernietigd op grond van wederzijdse dwaling.
2.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de vernietiging van de koopovereenkomst met terugwerkende kracht niet eraan in de weg staat dat belanghebbende in 2007 een (in dat jaar te belasten) winst uit aanmerkelijk belang heeft genoten.
Aangezien dit oordeel juist is, faalt het daartegen gerichte middel. De vraag of, en zo ja in hoeverre, ter bepaling van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang gevolgen moeten worden verbonden aan de vernietiging van de koopovereenkomst is aan de orde bij de vaststelling van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang van het jaar waarin de vernietiging heeft plaatsgevonden.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, de vice-president R.J. Koopman en de raadsheer L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2014.