In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Fiscale eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999, alsook een boetebeschikking. De belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij een aantal middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat middel 1 faalt voor zover het betrekking heeft op mr. G.J. van Muijen, maar slaagt voor zover het betrekking heeft op mr. drs. T.A. Gladpootjes. Gezien deze overwegingen kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen voor een nieuw onderzoek in volle omvang. Tevens is opgemerkt dat de inspecteur alle relevante stukken moet overleggen aan de belanghebbende en de rechter, en dat bij verzuim de rechter daaruit de nodige gevolgtrekkingen kan maken.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en zijn de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vastgesteld op een vierde van het totaalbedrag voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de Hoge Raad, met vermelding van de betrokken rechters.