In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Fiscale eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 november 2012. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, alsook een boetebeschikking. De belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat middel 1 faalt voor zover het betrekking heeft op mr. G.J. van Muijen, maar slaagt voor zover het betrekking heeft op mr. drs. T.A. Gladpootjes. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Gerechtshof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen voor een nieuw onderzoek in volle omvang, waarbij het belang van het overleggen van stukken door de inspecteur aan de belanghebbende en de rechter werd benadrukt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een vierde van € 4930,88, en is het griffierecht van € 466 aan de belanghebbende vergoed.