ECLI:NL:HR:2014:3232

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
12/05866
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • R.J. Koopman
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een beroep in cassatie van de belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda, die de navorderingsaanslag had bevestigd. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, waarbij de uitspraak van het Hof werd vernietigd. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuw onderzoek in volle omvang.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling enkele middelen van de belanghebbende behandeld. Het eerste middel faalde voor zover het betrekking had op mr. G.J. van Muijen, maar slaagde voor zover het betrekking had op mr. drs. T.A. Gladpootjes. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad benadrukte dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb verplicht is om alle relevante stukken over te leggen aan de belanghebbende en de rechter. Indien een partij hierin verzuimt, kan de bestuursrechter daaruit de nodige gevolgtrekkingen maken.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vastgesteld en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in deze kosten. De belanghebbende heeft recht op vergoeding van het griffierecht dat is betaald voor de behandeling van het beroep in cassatie. Dit arrest is gewezen door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, met de vice-president als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

14 november 2014
Nr. 12/05866
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 7 november 2012, nr. 08/00242, op het hoger beroep van de Inspecteur alsmede het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 06/1195) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 1997 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems, advocaten te Breda.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Middel 1 faalt voor zover het betrekking heeft op mr. G.J. van Muijen en slaagt voor zover het betrekking heeft op mr. drs. T.A. Gladpootjes, een en ander op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 12/05832 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.2.
Gelet op het hiervoor in 2.1 overwogene kan ‘s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een nieuw onderzoek in volle omvang.
Opmerking verdient nog dat ingevolge artikel 8:42, lid 1, Awb de inspecteur alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter dient over te leggen. Indien een partij verzuimt te voldoen aan de verplichting om stukken over te leggen is het op grond van artikel 8:31 Awb aan de bestuursrechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit voorschrift staat toe dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 12/05865, 12/05868 en 12/05869, met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 115, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een vierde van € 4930,88, derhalve € 1232,72, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, de vice-president R.J. Koopman en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2014.