In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999, alsook de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij een aantal middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat middel 1 faalt voor zover het betrekking heeft op mr. G.J. van Muijen, maar slaagt voor zover het betrekking heeft op mr. drs. T.A. Gladpootjes. Gezien deze overwegingen kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft besloten dat verwijzing moet volgen voor een nieuw onderzoek in volle omvang. Tevens is opgemerkt dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb verplicht is om alle relevante stukken over te leggen aan de belanghebbende en de rechter. Indien een partij hierin verzuimt, kan de bestuursrechter daaruit de nodige gevolgtrekkingen maken.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en zijn de proceskosten aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op een bedrag van € 1095,75 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.