ECLI:NL:HR:2014:3207

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
12/05817
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • R.J. Koopman
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraken inzake inkomstenbelasting en premies

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de inkomstenbelasting en premies voor de jaren 2000 en 2001, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de opgelegde aanslagen en boetebeschikkingen. De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie gegrond verklaard en de uitspraken van het Hof vernietigd. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuw onderzoek in volle omvang. De Hoge Raad heeft ook de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 974 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van stukken door de inspecteur en de gevolgen van het verzuim om deze stukken te overleggen. De uitspraak is gedaan door een vijfkoppige kamer onder leiding van vice-president J.A.C.A. Overgaauw.

Uitspraak

14 november 2014
Nr. 12/05817
Arrest
gewezen op de beroepen in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 7 november 2012 en 7 december 2012, nrs. 08/00221 en 08/00270, op de (incidentele) hoger beroepen van belanghebbende en van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 06/469) betreffende aan belanghebbende voor de jaren 2000 en 2001 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de premie ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de premie ingevolge de Ziekenfondswet, en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraken bij afzonderlijke beroepschriften beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Hoge Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems, advocaten te Breda.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Middel 1 faalt voor zover het betrekking heeft op mr. G.J. van Muijen en slaagt voor zover het betrekking heeft op mr. drs. T.A. Gladpootjes, een en ander op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 12/05832 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.2.
Gelet op het hiervoor in 2.1 overwogene kunnen ‘s Hofs uitspraken niet in stand blijven. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een nieuw onderzoek in volle omvang.
Opmerking verdient nog dat ingevolge artikel 8:42, lid 1, Awb de inspecteur alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter dient over te leggen. Indien een partij verzuimt te voldoen aan de verplichting om stukken over te leggen is het op grond van artikel 8:31 Awb aan de bestuursrechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit voorschrift staat toe dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 12/05818 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de beroepen in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraken van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 115, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1948, derhalve € 974, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, de vice-president R.J. Koopman en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2014.