ECLI:NL:HR:2014:318

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
13/04832
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake aanslagen in het recht van successie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbenden tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 1 augustus 2012, betreffende twee aan belanghebbenden opgelegde aanslagen in het recht van successie. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend, aangezien het beroepschrift pas op 9 oktober 2013 ter griffie van de Hoge Raad is ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 12 september 2012. Dit betekent dat belanghebbenden niet binnen de wettelijke termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben gereageerd op de uitspraak van de Rechtbank.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn is overschreden. Echter, de argumenten die belanghebbenden in hun brief van 12 november 2013 naar voren hebben gebracht, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om te concluderen dat belanghebbenden niet in verzuim zijn geweest. Gelet op deze overwegingen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, met medewerking van de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2014. Belanghebbenden hebben een griffierecht van € 118 verschuldigd, maar hebben in totaal € 466 betaald, waardoor het teveel betaalde bedrag van € 348 door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbenden zal worden teruggegeven.

Uitspraak

14 februari 2014
Nr. 13/04832
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1]te
[Z]en
[X2]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te Haarlemvan 1 augustus 2012, nrs. AWB 11/3719 en AWB 11/3720, betreffende twee aan belanghebbenden opgelegde aanslagen in het recht van successie.

1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 1 augustus 2012.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 9 oktober 2013 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 12 september 2012.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbenden bij brief van 21 oktober 2013 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbenden in hun brief van 12 november 2013 aanvoeren, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbenden niet in verzuim zijn geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.
Belanghebbenden waren voor het indienen van het beroepschrift in cassatie een griffierecht van € 118 verschuldigd. Door belanghebbenden is aan griffierecht een bedrag van € 466 betaald. Het door belanghebbenden als griffierecht teveel betaalde bedrag van € 348 wordt derhalve door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbenden teruggegeven.