ECLI:NL:HR:2014:3132

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
14/02892
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake naheffingsaanslag accijns

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 april 2014, nr. 12/00623. Dit hoger beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/4280) die betrekking had op een opgelegde naheffingsaanslag in de accijns aan de belanghebbende, een besloten vennootschap (B.V.) met de naam [X]. De Hoge Raad heeft de zaak op 7 november 2014 behandeld en geconcludeerd dat het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen nadere motivering behoefde, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit betekent dat de Staatssecretaris van Financiën geen kosten hoefde te vergoeden aan de andere partij. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand blijven. Het arrest is openbaar uitgesproken en er is een griffierecht van € 493 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

7 november 2014
Nr. 14/02892
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de
Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof’s-Hertogenboschvan 25 april 2014, nr. 12/00623, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/4280) betreffende de aan
B.V. [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de accijns.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 493.