ECLI:NL:HR:2014:3097

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
13/04626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en bewijsvoering bij hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en had een hennepkwekerij met 374 planten. Het Hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 18.402,-, gebaseerd op vier oogsten. De verdediging voerde aan dat de schatting van het voordeel niet kon worden afgeleid uit de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelde dat de gevolgtrekking van het Hof, dat er viermaal geoogst kon zijn, niet onbegrijpelijk was en dat de schatting van het voordeel voldoende was onderbouwd.

Daarnaast werd in de zaak een tweede middel behandeld, waarin werd geklaagd dat het Hof ten onrechte de vordering van Liander N.V. niet in mindering had gebracht op de geschatte opbrengst. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat er geen aanleiding was om de kosten voor illegaal afgenomen elektriciteit in mindering te brengen, omdat niet was gebleken dat de betrokkene deze kosten had voldaan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel en de noodzaak om in rechte toegekende vorderingen van benadeelden in aanmerking te nemen bij de berekening van dat voordeel.

Uitspraak

4 november 2014
Strafkamer
nr. 13/04626 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 september 2013, nummer 24/000527-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.1.
Het Hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat en vastgesteld op € 18.402,-. Het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"De veroordeelde is bij vonnis van politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 24 februari 2012 (parketnummer 17-753086-11) ter zake van het medeplegen van hennepteelt veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 18.402,-. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
In het proces-verbaal Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 17 februari 2010 (de Hoge Raad leest: 11 mei 2010) van verbalisant [verbalisant] wordt uitgegaan van 4 geslaagde oogsten. Ook het hof gaat daarvan uit.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van het voornoemde rapport wordt qua berekeningsmethodiek niet door de verdediging betwist. De wijze van berekening komt het hof redelijk voor, derhalve sluit het hof zich bij het rapport aan.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Bruto opbrengst:
374 x 28,2 (gram hennep per plant) = 10,55 (totale hoeveelheid kilogram hennep).
10,55 x 4 oogsten x € 2.370 x (gemiddelde opbrengst per kilogram) = € 100.014
Kosten:
Legaal afgenomen elektriciteitskosten: € 8000
Het hof ziet - anders dan de politierechter - geen aanleiding om de kosten voor illegaal afgenomen elektriciteit op de bruto opbrengst in mindering te brengen, nu niet is gebleken dat verdachte die kosten heeft voldaan.
Bruto opbrengst: € 100.014
Totale kosten: € 8.000
Netto opbrengst: € 92.014
Het hof acht op grond van het onderzoek aannemelijk geworden dat verdachte de netto opbrengst heeft moeten delen met ten minste 4 mededaders. Derhalve zal het hof 1/5 deel van de netto opbrengst aan verdachte toerekenen, te weten een bedrag van (afgerond)
€ 18.402."
2.2.2.
De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv houdt het volgende in:
"De schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.402 is ontleend aan het navolgende bewijsmiddel:
1. Een proces-verbaal 'Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel', in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend op 11 mei 2010 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant], zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van verbalisant:
Bij onderzoek in de woning van verdachte werd een hennepkwekerij aangetroffen met 374 hennepplanten.
Verdachte verklaarde dat hij door anderen de hennepkwekerij in zijn woning had laten inrichten. Verder verklaarde verdachte dat hij geen kosten had gemaakt voor de inrichting van de kwekerij. De elektriciteitskosten moest verdachte noteren en zouden later verrekend worden.
Uitgaande van de aangetroffen situatie is er bij de berekening van het wederechtelijk verkregen voordeel vanuit gegaan dat de hennepkwekerij vanaf 25 maart 2009 in werking is geweest. Dit is de datum welke was genoteerd op een briefje welke aan de binnenzijde van de meterkastdeur hing. Tevens stond op dit briefje het getal "040683". Er wordt vanuit gegaan dat dit de meterstand was op 25 maart 2009. Op het moment van binnentreden op 29 januari 2010 was de meterstand 045961.
Uitgaande van, volgens het rapport van BOOM, een kweekcyclus van 10 weken, zou er in de periode van 25 maart 2009 t/m 31 december 2010, een periode van 40 weken, 4 maal geoogst kunnen zijn. In deze voordeelberekening zal de opbrengst van 4 oogsten worden betrokken.
In de woning stonden er ongeveer 25 hennepplanten per vierkante meter. Derhalve wordt uitgegaan van een opbrengst per plant van 28,2 gram per plant. Totaal opbrengst van 1 oogst = 374 planten x 28,2 gram = 10,55 kilo. 10,55 kilo x € 2370,- (norm kilo verkoopprijs rapport BOOM) = € 25.003,50 x 4 oogsten = € 100.014,-.
Totaal aftrekbare kosten legaal afgenomen elektriciteit: € 8000,-."
2.3.
Het Hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontleend aan het hiervoor onder 2.2.2 weergegeven proces-verbaal "Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel" van 11 mei 2010. Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.1 weergegeven schatting heeft het Hof geoordeeld dat aan de inhoud van dat bewijsmiddel, voor zover inhoudende dat in de periode van 25 maart 2009 tot en met 31 december 2010, een periode van veertig weken, viermaal geoogst zou kunnen zijn en dat in de voordeelberekening de opbrengst van vier oogsten zal worden betrokken, de gevolgtrekking kan worden verbonden dat in voornoemde periode viermaal is geoogst. Dat oordeel is, mede in aanmerking genomen hetgeen in dit verband door de verdediging is aangevoerd, niet onbegrijpelijk, zodat de bestreden uitspraak in zoverre voldoende met redenen is omkleed.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de aan Liander N.V. in rechte toegekende vordering niet in mindering heeft gebracht op de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.2.
De betrokkene is bij vonnis van de Rechtbank Leeuwarden van 7 december 2011, veroordeeld om aan Liander N.V. te voldoen een bedrag van € 4083,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening alsmede tot de kosten van het geding. Dit betreft, kort gezegd, de schade die Liander N.V. heeft geleden ten gevolge van het door de betrokkene illegaal afnemen van elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage.
3.3.
De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, het volgende in:
"Het hof ziet - anders dan de politierechter - geen aanleiding om de kosten voor illegaal afgenomen elektriciteit op de bruto opbrengst in mindering te brengen, nu niet is gebleken dat verdachte die kosten heeft voldaan."
3.4.
Bij de bepaling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat wordt de aan een benadeelde derde in rechte toegekende vordering overeenkomstig art. 36e, achtste lid, Sr in mindering gebracht. Bij de toepassing van deze regeling komt, zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 11 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5438, NJ 2000/590, slechts in aanmerking de in rechte onherroepelijk toegekende vordering van een (rechts)persoon die strekt tot vergoeding van diens schade als gevolg van het feit waarop de ontnemingsvordering (mede) steunt, indien en voor zover tegenover die schade een daarmee corresponderend voordeel voor de veroordeelde staat.
3.5.
Gelet op het vorenstaande getuigt 's Hofs oordeel, voor zover inhoudende dat het geen aanleiding ziet de kosten voor illegaal van Liander N.V. afgenomen elektriciteit op het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen omdat niet is gebleken dat de betrokkene die kosten heeft voldaan, van een onjuiste rechtsopvatting.
3.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 november 2014.